Camperlife.eu Theo en Corrie Keek

30sep/190

Frankrijk

De Messe in Düsseldorf zit erop. Met Christien en Theo zijn we aan het eind van de middag vanuit Amersfoort vertrokken. We eten onderweg een hapje en komen rond 20.00 uur op het Messegelände aan. Helaas, op de overnachtingsplek voor honderden, wellicht duizenden campers of meer is geen plekje meer vrij. Dat is nou jammer: we hebben eraan gedacht de entreetickets online te bestellen maar aan een parkeerticket hebben we niet gedacht. We worden naar Lohausen gestuurd vanwaar een shuttlebus in tien minuten naar de Messe rijdt. Vanaf het moment dat we aankomen scheren de vliegtuigen met donderend geraas rakelings over de campers van en naar het nabij gelegen vliegveld in Düsseldorf. Na 23.00 uur wordt het stil tot de volgende morgen 06.00 uur – we kunnen rustig slapen.
De volgende dag, éénmaal op het beursterrein, worden we gebeld: Nico en Frie zijn onderweg naar de Messe. Het komt goed uit dat de belangstelling van Christien en Theo uitgaat naar de aanschaf van een Carthago terwijl zowel Nico als Frie enthousiaste Charthagorijders zijn. Er is veel moois te zien. Aan het eind van de dag zien we door de bomen het bos niet meer maar ….. we hebben er met z’n zessen behalve het kijken ook een gezellige dag van gemaakt. Nico en Frie rijden terug naar Nederland, wij blijven nog een avond vliegtuigen spotten. Tijdens een voetbalwedstrijd Nederland – Duitsland op tv staan er een aantal Duitse “gluurders” door de voorruit mee te genieten. Helaas voor hen verliest Duitsland de wedstrijd. Na nog een nachtje slapen brengen we Christien en Theo terug naar Amersfoort. Daarna gaan we na drie hectische maanden met z’n tweeën en route. Gaat dat goedkomen? Kunnen we weer wennen aan de stilte en aan een leven zonder agenda?

De eerste buitenlandse stop is op de camperplaats aan de Ourthe in het Belgische Esneux; een gezellig plaatsje. Omdat we naar de Route des Vins in de Elzas willen, nemen we een spurt door Luxemburg waar we goedkoop tanken en komen eind van de middag in Dabo nabij het begin van de Route op een plek met een prachtig uitzicht onderaan de Rots van Dabo.

Tussen 1870 en de Eerste Wereldoorlog was de Elzas een deel van Duitsland. Daarna werd het weer Frans. De Route des Vins slingert over een afstand van zo’n 180 km tussen Marlenheim (ten westen van Straatsburg) zuidwaarts tot Thann. Hoewel je er voornamelijk wijn verwacht, is er meer.
Onderweg naar Molsheim gaat de route door een bosrijke omgeving. Opeens: nauwelijks honderd meter voor de camper springen er vier herten de weg over; drie herten net vóór een wielrenner langs, de vierde er achter langs. Het had weinig gescheeld of de wielrenner had een PBS, oftewel Platte Bek Smak, gemaakt.
Het is duidelijk te merken dat de Elzas ooit Duits grondgebied is geweest. De namen van veel dorpjes eindigen op heim, thal, willer, stett, etc. Net ten zuiden van Marlenheim pakken we de Route des Vins op en vinden na enige moeite een parkeerplaats in Molsheim. De vroegere bisschops- en universiteitsstad heeft een mooi oud centrum; hier ligt tevens de bakermat van de legendarische auto’s van Bugatti. In het voormalig Kartuizer klooster is het Bugatti Memorial (Foundation Bugatti) gehuisvest waar drie oude Bugatti’s, vele documenten en foto’s zijn ondergebracht. Zo’n 100 km naar het zuiden staan in het automobielmuseum in Mulhouse nog veel meer Bugatti’s.

Via Boersch met fraaie vakwerkhuizen rijden we door de druivenvelden naar Mittelbergheim. Op sommige velden zijn de druiven reeds geoogst, op andere velden hangen de druiven nog diepblauw/paars aan de struiken.
Mittelbergheim heet één van Les Plus Beaux Villages de France te zijn. We hebben al veel van dit soort mooie Franse dorpen gezien; dit dorp kan ons niet bekoren. Wel hebben we de wijnhuizen met bijbehorende proeverijen voor het uitkiezen. In de hoofdstraat treffen we naast een oude wijnpers een oliemolen uit de 18e eeuw aan die destijds door een paard werd aangedreven.

We zoeken een plek om te overnachten en komen bij de Elzasser wijnboer Spitz in Blienschwiller terecht. Overnachten aan de Route des Vins is vaak mogelijk bij wijndomeinen waarbij natuurlijk een proeverij hoort. In de Elzas groeien zeven druivensoorten waaronder Riesling, Muscat en Sylvaner, genoemd naar de soort druif. De meeste wijnen zijn wit, de enige rode is de Pinot Noir. Na het proeven komen we met een doosje Muscat Prestige en Pinot Noir bij de camper terug.
De Elzas is een streek voor fijnproevers. Het streekgerecht op basis van Choucroute (zuurkool) is beroemd; een typisch Elzasser gerecht is Baeckaoffa, een stoofpotje bestaande uit rund–, varkens– en schaapsvlees, groenten en aardappelen. Voor beide gerechten kunnen we terecht bij het wijngoed van Spitz. Zo’n gek idee is het dus niet om camperaars op het domein te laten overnachten.
Het dorp is niet veel bijzonders. Op het kerkhof valt ons opnieuw het groot aantal Duitste (achter)-namen op: Meyer, Strauss, Schwarz, Müller, Schmidt, Schneider en ga zo maar door.

We vervolgen de Route. In Dambach-la-Ville staat de historische stadsmuur met drie poorten nog voor een groot deel overeind. Het is een leuk dorpje met vakwerkhuizen en natuurlijk héél veel wijnhuizen. Een eindje verder kletst er een plens water over de voorruit. Een mevrouw geeft aan haar balkon hangende plantjes water.
Bij Kintzheim zien we de beroemdste burcht van de Elzas, de Haut-Koenigsbourg op de top van een heuvel voor ons opdoemen. Begin vorige eeuw werd de verwoeste burcht in historische stijl herbouwd. Het is de meest bezochte burcht van de streek. Via Ribeauvillé met drie kasteelruïnes en ooievaarsnesten op de torens rijden we naar het kleine Hunawihr waar het kerkje met versterkte walmuren als een burcht boven het dorp uitsteekt. Aan de wijzers van de klok zijn metalen druiventrossen gehangen.

In Riquewihr kijken we onze ogen uit. Deze keer doet de naam Plus Bueau Village het dorp eer aan. De oude stad is één groot museum met poorten, portalen en vakwerkhuizen, alles overdadig versierd met bloemen. Ook hier weer de vele wijnhuizen naast restaurantjes en souvenirwinkeltjes.
In Kaysersberg staat het geboortehuis van de beroemde arts en Nobelprijswinnaar Albert Schweitzer.

Colmar is de wijnhoofdstad van de Elzas. In het centrum met opnieuw fraaie oude vakwerkpandjes en soortgelijke souvenirwinkeltjes zoals in Riquewihr is meer te zien. Petite Venise, Klein Venetië, is een oud wijkje aan de rivier de Lauch. De naam komt waarschijnlijk van de oorspronkelijke lijn van de huizen aan weerszijden van de rivier. Voornamelijk Japanse toeristen verdringen er zich. We vinden het wat overdreven want een handvol huizen en een bruggetje, weliswaar uitbundig versierd met bloemen, is allemaal wel erg “petit”.
Via de Viswijk lopen we naar de Overdekte Markthallen. De Wijk van de Leerlooierijen is een dorp in de stad; het bourgeoishuis Pfister werd in 1537 gebouwd, de voormalige kapel Saint Jacques (1286) werd in 1575 omgebouwd voor seculiere doeleinden. Het Maison des Têtes, Huis met de Hoofden, werd in 1609 als renaissancehuis gebouwd en dankt zijn naam aan de bijzondere decoratie van 105 groteske maskers. De Elzasser bronkuiper op de schitterende gevel herinnert eraan dat dit gebouw ooit als wijnbeurs werd gebruikt.
We hebben genoeg van de hordes Japanse toeristen; we gaan terug naar de camper die bij wijndomein Wolfloch staat. Eens kijken of er daar nog wat te proeven valt.

De Route des Vins gaat nog zo’n 30 km naar het zuiden door tot Thann. Wij haken af. We hebben gezien dat de Route veel meer dan wijn alleen te bieden heeft en we hebben ervan genoten.

Op de camperplaats in Orschwihr staan we toch nog tussen de wijnvelden en midden tussen de proeverijen; we hebben echter genoeg geproefd. We lopen naar de boulanger in het dorp. Om 10.00 uur ’s morgens is de baquette al uitverkocht. Grappig, je kunt je hier rustig een stuk in de kraag z….. maar brood is niet te koop. Verder is het ook een dorp van niks. Als men een kanon zou afschieten, zou er niemand worden geraakt.
En dan ….. denken we dat Nederlanders bemoeials zijn en met het vingertje wijzen. De Fransen kunnen er ook wat van. Als Theo voor het vertrek van de volgende dag de voorruit gaat wassen komt er een Franse medecamperaar aanlopen die zegt dat het wassen van de camper verboden is. Nou ja zeg, de camper wassen! Nee, het staat nergens, het is de Franse wet. Theo gaat onverstoorbaar verder. Meneer loopt weg; daar komt zijn vrouw aan. Op hoge toon zegt ze dat ze de politie gaat bellen. Doe maar mevrouw, van ons mag je. Denkend aan het “verboden bramen te plukken” in Nederland toch maar even googlen – je weet tenslotte maar nooit. We kunnen echter niets vinden over een verbod auto/camper te wassen op een camperplaats c.q. op straat. De politie komt ook niet opdagen. Ach, sommige mensen moeten nou eenmaal altijd wat te zeuren hebben. Zeker jaloers op onze mooie camper terwijl zij rondrijden in een klein huurkarretje.

Op de camperplaats in Arc-et-Senans is het feest. Als we om 15.00 uur ’s middag aankomen staat er slechts één camper. We zoeken een mooi plekje en dat is maar goed ook. Als snel loopt/rijdt het helemaal vol. We overnachten er met 15 campers! Wat iedereen hier komt doen? De Saline Royale? De zoutfabriek werd in 1982 uitgeroepen tot Werelderfgoed. Toen de gebouwen in 1775 af waren bleek de onderneming geen succes en werd een eeuw later gesloten. De gebouwen staan er nog en zijn als Musée Ledoux Lieu du Sel dagelijks geopend.

We gaan verder en passeren het Jura wijnstadje Arbois dat voornamelijk befaamd is om de sherryachtige vin jaune (gele wijn). We laten het wijnproeven voor wat het is; we zijn onderweg naar de Cascades du Hérisson. Zo’n 5 km ten zuiden van Arbois, ter hoogte van Les Planches, is zonder enige waarschuwing vooraf de “route barré”. Zomaar, de weg afgezet. Geen omleidingsborden. Daar zijn dan ook geen mogelijkheden voor. De enige mogelijkheid is een steil, smal weggetje naar Les Planches, verder een gekronkel van witte weggetjes op de landkaart. We wagen het er niet op; we gaan terug naar Arbois en vervolgen de route via Poligny met de nodige kilometers extra naar de Cascades.

Het dorpje Doucier aan de voet van de Pic de l’Aigle is het beginpunt van het dal van de Hérisson. De wandeling naar zeven watervallen begint op 500 meter hoogte. We volgen een pad door het bos tot de 65 meter hoge Cascade d l’Eventail. Wat, aan het alg langs de berghelling te zien, een brede stroom water moet zijn geweest, valt tegen door waarschijnlijk twee opeenvolgende droge zomers. Ook van de indrukwekkende Cascade du Grant Saut is weinig over. We klimmen twee uur lang omhoog tot de Haut des Cascades – de top van de watervallen tot 775 meter hoogte. Helaas, de watervallen vallen niet; het is wel een wandeling/klim door één van de mooiste natuurgebieden van de Jura geweest.

De route door Frankrijk is net een hindernistocht: héle hoge drempels in de wegen, stoplichten, wegversperringen en vooral veel rotondes – om van de smalle straatjes in de pietepeuterige dorpjes die we passeren nog niet te spreken. Met vooral dit laatste gegeven rijden we door een stuk niemandsland en komen bij een mooie plaats in de natuur in de buurt van het gehucht Courtenay aan het Etang de Salette met een vogelkijkhut. De hut is aan de binnenkant beschilderd met de vogels die te vinden zijn op en bij het water. Rondom de camper lopen twee fazanten.

Verder naar het zuiden rijden we een prachtige route. Ten noordoosten van Valence ligt de Vercors, een wildernis van naaldbossen, watervallen en smalle, diepe kloven. We passeren het gehucht Pont-en-Royans dat uitkijkt over een zeer smalle kloof. De huizen zijn in de kalksteenrotsen uitgehakt en hebben uitzicht over de rivier de Bourne. Ten zuiden hiervan slingert de route, de Combe Laval, langs een steile bergkam boven de rivier. We gaan over een aantal Colletjes tot 1450 meter hoogte. We denken aan Gerda die dit een “natte-kruizen-route” zou noemen. Wij genieten er volop van!

In de Tweede Wereldoorlog was de Vercors een centrum van het Franse verzet. In juli 1944 voerden de Duitsers hier een luchtaanval uit waarbij een aantal dorpen werd verwoest.
In Vassieux-en-Vercors is een Verzetsmuseum, waar ook een mooie camperplaats is. Het dorp is klein maar behalve een bakker zijn er meerdere terrasjes en eetgelegenheden én een souvenirwinkeltje waar de prijzen er niet om liegen. In de omgeving zijn meerdere wandelroutes aangegeven. We zitten
hier op ruim 1100 meter hoogte en dat is ‘s morgens bij het opstaan te merken: het is maar 11° in de camper. Voor het eerst sinds tijden gaat de kachel even aan om de ergste kou te verdrijven.

Vanuit Vassieux dalen we een flink eind via de 1620 meter hoge Col de Rousset. Het is een adembenemende tocht. Omdat in “Miep” tolwegen en ook snelwegen uitgeschakeld staan, is het vervolg van de route ook meer dan de moeite waard.
We komen in het gebied van de Rhône. De rivier verbindt de vele wijngaarden in het Rhônedal met elkaar. Behalve de wijnvelden is dit de streek van de lavendelvelden. Helaas, de bloeitijd is van half juni tot eind augustus. Wij kennen lavendel vooral van lekkere geurtjes in parfum, badolie en geurkaarsen. In deze streek wordt lavendel echter ook gezien als een geneeskrachtig kruid; het heeft een verzachtende, ontsmettende en helende werking.

We stoppen bij Cave des Vignerons de Chusclan. Het dorp Chusclan oogt middeleeuws. Behalve een bakker is er een restaurantje. Daarmee houdt het dan ook op. Oké er is ook een école en een église.
Terwijl het in Nederland stortregent, stormt en evenementen worden afgelast gaan wij bij een temperatuur van rond de 30°op weg naar het op 396 meter hoogte gelegen Château de Gicon met Chapelle Madeleine. Onder het kasteel ligt de 85 miljoen jaar oude Grotte Sacrée (Heilige Grot). Het is een mooie wandeling door wijngaarden en bossen.
Als we aan het eind van de middag terug zijn bij de camper vinden we dat we wel een wijnproeverij bij de Cave des Vignerons hebben verdiend. Na het proeven kiezen we een Laudun Côtes du Rhône, blanc 2018 waarvan we een doosje meenemen.

Het is in Chusclan aangenamer overnachten dan in het hoog gelegen Vassieux. Waar in Vassieux de tweede nacht de ijsbloemen op de dakluiken zaten, staat in Chusclan de deur de hele avond open en sluiten we de dakluiken niet voor de nacht.

We hebben nog een klein stukje op Franse bodem tegoed voor we bij de Pyreneeën zijn die we van oost naar west willen doorkruisen. We blijven het rustig aan doen.
Op naar de Pyreneeën!

Gearchiveerd onder: Nieuws Laat een reactie achter
Reacties (0) Trackbacks (0)

Nog geen reacties


Leave a comment

*

Nog geen trackbacks.