Camperlife.eu Theo en Corrie Keek

27okt/190

Pyreneeen

We gaan onderweg naar een startpunt om een route door de Pyreneeën van oost naar west op te pakken. Eerst stoppen we in Sommières, ten zuidwesten van Nîmes waar we Ben met hond Lucky treffen. Gezellig! Sommières is een oud stadje met een mooi centrum. En er is en château. Nadat we met z’n drieën plus hond tot kasteelhoogte omhoog geklommen zijn, dalen we af naar een terrasje ergens in de smalle straatjes met de vele leuke winkeltjes.
Voor de volgende dag staat er een wandeling op het programma. Corrie kookt een simpele maaltijd voor drie personen; daarna gaan we op pad. Het wordt een beste wandeling. Desondanks loopt Lucky de afstand minstens twee keer. Aan het eind van de middag komen we, als vanzelfsprekend, bij een koele biertap uit.
Hoe gezellig het ook is: Ben gaat richting het noorden naar zijn huis in Asnières, wij gaan verder richting Pyreneeën.

Tegen onze gewoonte in overbruggen we een groot aantal kilometers tot aan de voet van de Pyreneeën. We willen nu écht aan de tocht gaan beginnen.
Het startpunt is in Ille-sur-Têt, net ten westen van Perpignan. We overnachten bij de Sites des Orgues. De Site is beschermd erfgoed; een landschap van door erosie gevormde rotsen die bekend staan als de Orgels van Ille. Het doet ons denken aan het Tsjechische Panská Skála (Stenen Orgel) in Práchen.

Villefranche-de-Conflent is één van de vele Plus Beau Villages de France en ligt in een kloof op het nauwste punt van de Têtvallei. Villefranche werd in 1092 gesticht en was vanaf het begin af aan een militaire nederzetting. De stad binnen de muren ziet er nog bijna zo uit als in de middeleeuwen. We slenteren door de met het plaatselijke roze marmer verharde straatjes. In meerdere kleine winkeltjes worden kunst en souvenirs verkocht. Het meer dan 200 meter boven de kloof gelegen Fort Liberté behoort tot het Unesco Werelderfgoed; 734 traptreden !! voeren door de berg omhoog naar het historische Fort. Wij kiezen ervoor het pad langs de berghelling te beklimmen. Boven gekomen willen we wat drinken bij het barretje. Nee, dat kan niet. We hebben vóór de klim naar boven verzuimd een entreeticket voor het Fort te kopen. Geen ticket, geen drinken. Nou ja zeg!

Vanaf Villefranche rijdt Le Petit Train Jaune met een slakkengangetje van 30km/u een 63km lange route door de Pyreneeën naar Latour-de-Carol. De spoorlijn werd in 1910 aangelegd om de bergen te ontsluiten maar heeft nu een toeristische bestemming. Het boemeltreintje met de gele kleur, door de lokale bevolking ook wel gele kanarie genoemd, rijdt over een smal, kronkelend spoor door ravijnen en over bruggen. Tenminste ….. als ie rijdt. We willen een kaartje kopen maar horen dat het smalspoor in onderhoud is tot 27 oktober. We boffen weer eens (niet!). Tot Mont-Louis hebben we er weinig aan gemist. Met de camper rijden we zo goed als parallel langs het spoorbaantje.

Mont-Louis is op 1600 meter hoogte de hoogst gelegen vestingstad van Frankrijk. Het ommuurde vestingstadje heeft een enorm fort dat ooit werd versterkt door Vauban, de militaire architect van Lodewijk XIV. Het fort is nog steeds in gebruik en wel als opleidingscentrum voor Franse commando’s. Als we rond het fort lopen stuiten we overal op borden: terrain militaire, défense d’entrer. Dat zullen we dan ook maar niet doen. Het gehele complex staat op de Werelderfgoedlijst.

Nog geen 10km verder stoppen we in Odeillo waar ’s werelds grootste zonnecollector staat: 54 meter hoog en 50 meter breed. Spiegels concentreren de zonnestralen op één punt. De temperatuur op het verzamelpunt kan oplopen tot 3500 graden Celsius. De collector wordt vooral benut voor experimenten voor o.a. luchtvaart- en ruimtevaartindustrie. Het ziet er indrukwekkend uit.

Na Puigcerda raken we het spoor van het gele treintje kwijt. Het smalspoor gaat verder naar het westen terwijl wij een stuk naar het noorden gaan. Tot zover heeft het treintje voor ons geen toegevoegde waarde gehad. Vanuit de camper hebben we evengoed van de prachtige omgeving genoten.

We gaan over de 1920 meter hoge Col de Puymorens. Adembenemend mooi. Voorlopig besluiten we niet te overnachten op deze hoogte; er staat een koude wind. Meteen na de pas komen we bij een tweesprong. Links gaat de route naar Andorra, rechts naar Aix-les-Thermes. We herkennen het punt waar we vorig jaar uit tegenovergestelde richting kwamen om naar Andorra te gaan. Grappig, nu we van oost naar west door de Pyreneeën gaan, passeren we gedeelten waar we (ooit) al eens van noord naar zuid of andersom door de Pyreneeën zijn gereden. Met de gedachte aan vorig jaar met al die flessen drank in het hefbed en de douanecontrole mijden we Andorra wijselijk dit keer. Het kan niet elk jaar feest zijn.

We komen in de Vallée d’Orlu terecht. In ieder geval een wandelgebied. Er is een klimbos. Gesloten! Maar zo sportief zijn we nu ook weer niet. We lopen naar het Maison des Loups. Er worden, binnen vier verschillende omheinde gebieden Europese, Canadese wolven en wolven van de Noordpool en de Toendra gehouden. Ook gesloten! Of we wel €15,-/p.p. betaald zouden hebben om die wolven te zien, is zeer de vraag. We gaan het bos in waar een waterval met donderend geraas naar beneden komt.

We gaan weer een mooie rit tegemoet. Dit keer over de Col de Port. Aan het begin van de D618 staat dat de route ongeschikt is voor voertuigen vanaf 10 meter lengte. Eénmaal onderweg snappen we dat volkomen; met onze 7,50 meter lengte gaat het goed. Het uitzicht op de Col valt ons wat tegen, we hebben mooiere uitzichten gezien, we zijn blijkbaar behoorlijk verwend. Op het hoogste punt van de Col worden koeien verhandeld. De koeien hebben grote bellen om en loeien….. en loeien: een hels kabaal. Er staan krokussen ??! in bloei. Verder rijdend is het uitzicht tijdens de afdaling meer spectaculair.

Bij Massat nemen we een afslag naar een wel héél smal weggetje dat bovendien niet op de grote overzichtskaart staat. Achteraf ontdekken we het als een wit weggetje op de gedetailleerde kaart. Met vele haardspeldbochten slingeren we met aan de linkerkant de 2200 meter hoge Pic des Trois Seigneurs de berg op over een wegbreedte waar de camper precies op past. We zijn blij dat we bij het Étang de Lers een mooie plek aan een vismeertje aantreffen.
Bij Port de Lers is een vertrekpunt voor deltavliegers. We zien ze bij bosjes over de berg komen. Wij dalen 300 meter te voet de berg af om de Courtal de Peyre Auselère te bekijken. Ooit gewijd aan pastoraal gebruik van juni tot september is dit erfgoed al bijna 100 jaar verlaten. Er staan nog ongeveer tien hutten, “orris” genaamd. De cabane is een hut bedoeld als tijdelijke seizoensgebonden bewoning gemaakt van rots in rotsachtige gebieden of van hout in bosgebieden. De mazuc is gebouwd met sterke beukenpalen bedekt met kluiten turf en gras waarin boter en kaas wordt bereid.
Afdalen is één ding; 300 meter bergopwaarts terug lopen is wat anders. Nat bezweet maar voldaan komen we puffend bij de camper terug. Gelukkig hebben we een douche aan boord.

Vanmorgen: we worden wakker in de wolken, het is een kleine wereld. Geen ideale situatie om verder te rijden. Behalve het missen van de mooie omgeving ook niet erg veilig. We vinden het niet erg. We zijn de afgelopen dagen intensief bezig geweest en kunnen een dagje rust goed gebruiken.

Zo snel kan het gaan in de bergen. Na een nachtje slapen zijn alle wolken verdwenen en kunnen we verder. De zon laat zich al weer zien. Voor we vertrekken stoppen er twee auto’s naast de camper. Er stappen vijf heren van de douane uit. Tja, we zitten nauwelijks ten noorden van belastingparadijs Andorra. De heren gaan midden voor de camper staan kletsen. Werkoverleg? Na een kwartiertje vertrekken ze weer. Wij staan ook klaar voor vertrek.

De volgende Col is de Col d’Agnès. We gaan er weer voor. Uit de bossen stijgt de nevel langs de berghellingen. Een prachtig gezicht. We komen een groep ruiters tegen. Héél langzaam passeren we, je weet maar nooit hoe schrikachtig de paarden zijn. Na de op 1600 meter hoogte gelegen Col d’Agnès gaat het weggetje in een rap tempo omlaag tot 800 meter hoogte: sommige stukken met 17% helling. Regelmatig gaat het stapvoets verder om in de buitenbocht van een haarspeldbocht geen stuurfout te maken met het risico het ravijn in te storten. Eén troost: voor je de bodem van het ravijn bereikt is je lampje uit. Theo is echter een goed chauffeur, met tegenliggers moet je dat maar afwachten. Tot tweemaal toe komt er in een onoverzichtelijke bocht een grapjas door de binnenbocht zeilen.

We drinken koffie in Aulus les Bains waar een klein thermaalbad is en waar een wandeling naar de Cascade d’Ars staat aangegeven.
We gaan verder. Een poosje volgen we een toeristische route die ook op de kaart staat: de D8. We passeren de Col de Latrape op “maar” 1100 meter hoogte. We gaan langs ruisende riviertjes tot Seix. Daar is de route op de kaart op; toch gaat er een weggetje verder. Volgens de borden volgen we de Route des Cols. Op de Col de La Core eten we een boterham en overwegen we of we één van de wandelroutes op zullen pakken. Toch maar niet. Dan moeten we blijven overnachten en het is een onrustige plaats. Erg druk met motoren en andere mensen die van het fantastische uitzicht komen genieten.

Er komen letterlijk beren op onze weg. Op een bord staan richtlijnen aangegeven wat men moet doen bij het tegenkomen van een beer.
We kiezen niet altijd voor de gemakkelijkste wegen maar het is zóó mooi. We genieten. Theo heeft er gelukkig geen enkele moeite mee dergelijke routes te rijden. Op de Pic de La Calabasse rijdt een trekker/aanhanger met hout. We kunnen voorlopig niet passeren. We genieten nóg meer van de prachtige omgeving. Op weg naar de Col de Portet komen we door kleine, stille dorpjes. Zo klein dat we, wat breedte betreft, af en toe vrezen dat we er niet doorkomen. Maar: het lukt!

We blijven Colletjes rijden; de één af, de volgende weer op. Waar we ook stoppen, overal hebben we de wandelroutes voor het uitzoeken. Ook op het Massif de Paloumère worden we attent gemaakt op de mogelijkheid een beer te ontmoeten. In de informatie wordt steeds weer vermeld dat beren schuw zijn zolang ze zich niet bedreigd voelen.
Met meerdere heftige haarspeldbochten en even zo heftige stijgingen komen we bij de Col de Menté. We overnachten in het skigebied naast de skiliften die waarschijnlijk over een goede maand weer in gebruik zullen zijn.

De volgende rit brengt ons van de Franse Pyreneeën naar de Spaanse Pyreneeën.
Zodra we aan de afdaling van de Col de Menté beginnen staat er een kudde koeien op de weg. Eén koe tilt zijn staart op en laat een flinke pannenkoek voor de camper vallen. Wildpoepen is hier blijkbaar toegestaan. Bij St. Béat komen we op de N125. Het is meteen te merken dat het een doorgaande weg door de Pyreneeën is van noord naar zuid en omgekeerd. We komen weer campers tegen.
We tanken in Vielha en dat werd tijd ook. Met nog maar vier liter brandstof in de tank waren we, zeker in de bergen, niet ver meer gekomen. In plaats van de gebruikelijke één liter brandstof voor elke tien kilometer zijn dat op de bergroutes slechts zeven kilometer geweest. De Spaanse literprijs is met €1,22/ltr een stuk vriendelijker dan de Franse prijs van € 1,46/ltr.

We gaan de bergen weer in. De eerste plaats die we tegenkomen is Baqueira, een modern skioord dat er nog verlaten bij ligt. Men kan er kiezen uit meer dan veertig pistes op hoogten van 1500-2500 meter. Verder de berg op komen er nog meer beren op onze weg, maar dan anders. Deze keer in de vorm van wegwerkzaamheden. De berghelling wordt versterkt en de weg wordt verbreed. Eerst staan we twee keer voor een rood stoplicht te wachten; de derde keer staan we een klein kwartiertje in de brandende zon voor een boormachine die gaten boort in de rotswand voor het plaatsen van dynamietstaven en dwars over de weg staat. We parkeren bij de 2072 meter hoge Port de la Bonaigua. Wat een grandioos uitzicht! We kijken uit over de toppen van het Parc Nacional d’Aigüestortes dat in totaal meer dan 10.000 hectare beslaat.

Opnieuw dalen we af. Tussen Llavorsi en Sort stroomt de Noguera Pallaresa, een paradijs voor rafting- en kajaksporters. We rijden parallel langs de rivier. Na Sort naderen we een kloof: de Congost de Collegats. Het laatste dorp voor de kloof is Gerri de la Sal. We parkeren op een kleine parkeerplaats aan de rivier. In Gerri de la Sal overspant een oude boogbrug de Noguera Pallarese. In het dorp staat de Antiga Torre, een verdedigingstoren uit de 13e eeuw. Aan de andere kant van de rivier ligt de uit 1149 daterende Romaanse kloosterkerk Santa Maria waar nog maar sporadisch diensten worden gehouden. Vroeger werd er in een afgezet gedeelte naast de rivier zout gewonnen. In de voormalige zoutopslag is nu een zoutmuseum gevestigd dat natuurlijk gesloten is.

Bij het verlaten van de parkeerplaats raakt de satellietschotel een laaghangende tak. Niets aan de hand? Dat zien we op de plek waar we gaan overnachten wel. We rijden door tot La Pobla de Segur, een trieste plek – morgen gaan we verder.
Theo klimt op het dak om de satellietschotel weer in de goede stand te zetten. Keurig gaat de schotel daarna omhoog maar gaat achterover kantelen totdat het ding omgekeerd op het dak ligt: er is geen beweging meer in te krijgen. Nou ja, de schotel ligt in ieder geval redelijk plat. Zodra we de Pyreneeën uit zijn eens zien of we een adresje in Spanje kunnen vinden die de boel weer fixen kan. Leuk is anders maar liever een satellietschotel die niet functioneert dan bijvoorbeeld de koelkast, de kachel of de douche. Theo merkt laconiek op: er is toch niemand dood gegaan?! En….. we kunnen altijd nog dvd’s gaan kijken.

Na Pobla de Segur is de weg eerst nog goed berijdbaar. Daar komt richting de Col de Creu de Perves en de Col de Viu al gauw verandering in. In één van de haarspeldbochten van de Col de Viu staan stoplichten voor een tunneltje. De camper kan de bocht in de tunnel maar net halen. Enkele kilometers voor El Pont de Suert ontdekken we een wandelparkeerplaats aan het Embalse de Escales.

Meteen na El Ponte de Suert kunnen we rechtsaf naar de Valle de Boi en het Parc Nacional d’Aigüestortes. We kiezen ervoor door te rijden naar het Parque Nacional de Ordesa. We rijden nog meer Colletjes: de Col de Espina en de Col de Fados. De hellingen staan er in herfstkleuren prachtig gekleurd bij.
Snel verandert het landschap om ons heen, worden de bergen hoger en duiken de eerste toppen van meer dan 3000 meter hoogte op. Zo hoog gaan wij niet! Rondom het Reserva Nacional de Benasque bevinden zich, met zo’n 3500 meter hoogte, de hoogste bergen van de Pyreneeën. De toppen zijn grauwgrijs.

Meteen na Castejón de Sos verdwijnen we in de spectaculaire Congosto de Ventamillo, een nauwe kloof met de rivier de Esera in de diepte. Na het dorpje Seira wordt het dal langzaam aan breder. We blijven de Esera volgen tot Campo waar ook weer rafting en kajakken mogelijk is.
Bij Escalona gaan we linksaf richting de Cañon de Añisclo midden in het Parque Nacional de Ordesa. Er wordt aangegeven de route niet te gaan rijden met voertuigen langer dan negen meter. Dat kan dus mooi. Behalve de Cañon de Añisclo zijn er nog drie kloven die met hun spectaculaire kliffen het kalkstenen massief doorsnijden. Het grootste gedeelte van het park is alleen te voet toegankelijk. Sneeuwval in herfst en winter maken het gebied ontoegankelijk. Hoe lang nog voor de eerste sneeuw gaat vallen?

Zo’n drie kilometer na Escalona pakken we een 16km lang ijzingwekkend weggetje, dat op geen enkele kaart staat, de bergen in naar Buerba. We doen er maar een uurtje over. Na een spannende rit komen we bij een plek met fantastisch uitzicht rondom, midden in de eenzaamheid. Oké, de plek is afgezet met een rij stenen. Kleine moeite om ze aan de kant te schuiven. Andere gekken die deze route met een camper rijden, hebben we niet gezien. Als we het van tevoren hadden geweten, hadden we het in verband met de veiligheid waarschijnlijk niet aangedurfd. Het blijft echter fantastisch mooi maar er zijn grenzen. Dit is eigenlijk over de grens. Het is af en toe doodeng en best tricky. Vandaag zijn we de hele dag tot op een bescheiden 1400 meter hoogte gebleven. We vermoeden dat we hier tussen de 1800-2000 meter staan.
Der Añisclokloof is indrukwekkend. Wat een diepte! We lopen naar het gehucht Vio dat aan een doodlopend straatje ligt.

En dan: we zijn de berg opgegaan, we zullen er ook weer af moeten. We ontdekken dat er maar één doorgaande weg door het Parque Nacional de Ordesa gaat: de berg op en de berg weer af. Al snel komen we bij een afslag die door een tunnel verder de berg af gaat. De tunnel is ingestort! We kunnen kiezen: omkeren en de kortere onveilige route terug rijden of doorrijden naar een route via Nerin wat 70km omrijden betekent. We kiezen voor het laatste in de hoop dat deze weg beter berijdbaar/veiliger zal zijn. En inderdaad, na de dorpen Nerin en Fanlo lijkt de weg beter te worden. We kijken tegen overweldigend gekleurde berghellingen aan. Wat dat betreft is de herfst zeker op z’n mooist. Gestaag dalen we af. Bij Sarvisé hebben we het ergste gehad. We zijn heelhuids en zonder ongelukken beneden gekomen. Het was een hele belevenis en we zijn weer een ervaring rijker.

We gaan op weg naar het in Frankrijk gelegen Parc National des Pyrénées. We gaan de grens dus weer over. Het blijft zigzaggen omdat de wegen in de Pyreneeën veelal noord/zuid lopen en zelden oost/west. Richting de Col d’Aspin komen we weer terecht op een smalle weg met haarspeldbochten. Op de 1500 meter hoge Col is een parkeerplaats met een machtig uitzicht.
Wij gaan nog een stukje verder, dalen 350 meter af tot aan het Lac de Payolle. Door het bos gaat een wandeling naar de Serre Crampe en er is een eenvoudige wandeling rondom het meer.

Het heeft vannacht geregend. Op de hoge bergtoppen rondom is de eerste sneeuw gevallen. We willen vandaag de meer dan 2100 meter hoge Col de Tourmalet over, tenminste ….. als deze nog open is. We vervolgen de route over de D918. Hoe hoger we komen hoe meer we richting de sneeuwgrens gaan. La Mongie ligt op bijna 1800 meter hoogte. De eerste sneeuwvlokjes vallen op de voorruit, in de bermen langs de kant van de weg ligt sneeuw. Er wordt echter nog steeds niet aangegeven dat de Col de Tourmalet gesloten zou zijn.

In La Mongie gaat een kabelbaan omhoog naar de op 2900 meter hoogte gelegen Pic du Midi de Bigorre. Vanaf 1873 was er op de top een weerstation dat is omgebouwd tot observatorium. Met een grote telescoop worden hier Mars en andere planeten geobserveerd/bestudeerd. Een ticket voor de kabelbaan inclusief een bezoek aan het Museum voor Astrologie en een Planetarium kost € 40,-/p.p. Pffff !! Echt niet!!
Hoger gaan we. Na de laatste heftige haarspeldbochten bereiken we de witte wereld van de Col de Tourmalet die in lichte nevel is gehuld. Vrijwel meteen beginnen we weer aan de afdaling. Op iets lager gelegen terrein drinken we koffie. Pal voor onze neus stijgt een helikopter op.
We passeren Barèges: in de winter een skioord, ’s zomers een paradijs voor wandelaars. Op deze hoogte van 1200 meter zijn de hellingen weer groen. Het is helder en de zon schijnt. In Luz-Saint-Sauveur is het erg toeristisch en er is zowaar een Carrefour supermarkt. We doen wat inkopen.

In Pierrefitte-Nestalas raken we onbedoeld van de route af. We vinden het niet erg. Het is mooi rijden. Het gaat goed tot in het gehucht St. Savin. Daar hebben we weer eens wat. We rijden ons vast. De doorgaande route is geblokkeerd. We volgen de omleidingsroute maar stranden in een haakse bocht. Achterwaarts gaan we terug, wat nog een hele toer is. Er is nóg een weg door het gehucht: ook met een haakse bocht. Na tweemaal heen en weer steken komen we er door. In de buurt van Aucun komen we op de eigenlijke route terug.
Dat verveelt snel. Al na een paar kilometer slaan we bij Arrens af. Het is in ieder geval een wit weggetje op de kaart. Richting de Vallée d’Arrens rijden we langs het stuwmeertje Lac du Tech. Er gaat een wandelroute om het meer. Wij gaan hoger en stoppen bij het Forststation Aste waar meerdere wandelroutes starten. Bij het station houdt de weg op. We moeten morgen 12km terug om de route te kunnen vervolgen. Op de gedetailleerde kaart zien we dat er geen énkele weg voor gemotoriseerd verkeer door het Parc National des Pyrénées is.

We staan aan de rand van het park en gaan te voet verder. We pakken een pad met grote en kleine rotsblokken, met grote en kleine stenen. Het loopt niet ontspannen maar we hebben een doel: het Lac de Suyen en de Cascade de Doumblas. Een eind na de Cascade zien we een stenen hut die, als we er een kijkje nemen, bedoelt lijkt voor overnachtingen voor lange afstand wandelaars. Nog iets verder ligt een tweede hutje, gebouwd in een rots tegen de berghelling – een oude herdershut.
Onderweg kruisen we andere Wandelroutes. Eén ervan: Peyre St. Martin in Spanje. Maar drie uur en een kwartier lopen. Met de camper zullen we tijdens de volgende rit snel genoeg weer in Spanje zijn. Voldaan komen we na de wandeling “thuis”. Wat hebben we ervan genoten in deze fantastisch mooie omgeving met de vele, vele wandelroutes die vanwege het enorme hoogteverschil niet allemaal de gemakkelijkste zijn.
Na het eten: nog even een paar appjes beantwoorden. Mooi niet: geen telefoonbereik in deze “wildernis”. Vlak voor het donker wordt zien we een stuk of zes gemzen vangertje spelen – bergje op, bergje af. Zo snel redden wij dat niet.

Nadat we de 12km terug zijn gereden, komen we al snel bij de Col de Soulor. Wat landschap betreft is dit een hoogtepunt. Nauwelijks zijn we de pas over of de volgende dient zich aan: de Col d’Aubisque. De route richting de Col is erg smal en aan de rechterkant, beneden naar de afgrond, zonder afbaking. Het rijden vraagt hier de nodige concentratie en bij veel tegenliggers wordt het inspannend.
We hebben inmiddels de nodige passen gereden die ook op de route van de Tour de France liggen. Zo ook de Col d’Aubisque. Op het hoogste punt van de pas staan drie gigantische fietsen in de kleuren wit, geel en groen. Aan de andere kant van de pas is de weg breder en met een muurtje beveiligd.

Laruns is het grootste dorp van de Vallée d’Ossau waar de 2885 meter hoge Pic du Midi d’Ossau met zijn spitse toppen hoog boven uit steekt. Ook hier aan wandelroutes geen gebrek.
In de dorpen Les Eaux Bonnes en Les Eaux Chaudes (grappige namen) zijn, zoals de namen kunnen doen vermoeden, thermaalbaden. We gaan dwars door het zuidelijke deel van de Vallée d’Ossau. Onze route voert naar het zuiden richting de 1800 meter hoge Col de Portalet die ons terugbrengt naar Spanje. De grens is bovenop de Col.

Eénmaal in Spanje gaan we verder naar het zuiden tot Sabiñanigo. Naar het westen is de N240 een saaie weg. Het schiet wel even op, zo hard hebben we in geen tijden kunnen rijden. We nemen niet de afslag naar San Juan de la Peña, een kloosterkerk die in de rotsen is gebouwd. We zijn er in de zomer van 2008 en in het voorjaar van 2018 al geweest.
Bij Berdún hebben we genoeg van de N240 gezien. We slaan een bergweggetje in waar de breedte van de camper precies oppast. Hopelijk komen we niemand tegen. Dat gebeurt niet maar ….. “ergens” staat wel een sjofel die neergevallen rotsblokken van de weg schuift. Gelukkig is er niet zo’n rotsblok op het camperdak gevallen.

De Valle de Ansó is gevormd door twee rivieren. De vallei gaat over in een kloof daar waar de rivier de Veral en de weg ernaast zich langs steile rotspartijen en door bergtunnels wringen. Zonder verdere problemen bereiken we na 19km het dorp Ansó. Als we op een mooie plek net buiten het dorp staan krijgen we visite: er komt een kudde schapen voorbij. En wat voor kudde! Het moeten minstens 1000 schapen zijn. De camper wordt rondom compleet ingebouwd.

Ansó is “uno de los Pueblos más Bonitos de España”. Vanwege de afgelegen ligging zijn de inwoners in deze vallei lange tijd van de buitenwereld afgezonderd gebleven. Mede hierdoor heeft het dorp de traditionele gebruiken, ambachten en het lokale dialect, het Cheso, behouden. In de gotische kerk is een museum ingericht gewijd aan de lokale gebruiken. Typerend voor deze regio zijn de leistenen daken met grote schoorstenen met daarop beelden (espantabrujas) om te voorkomen dat er heksen via de schoorsteen binnen komen. Ter bescherming tegen de winter zijn de huizen in het dorp dicht tegen elkaar aangebouwd.
Door de smalle straatjes langs het dorp gaat alweer een gigantische kudde schapen. Er is kou op komst. De beestjes worden vanuit de zomerweide voor de winter naar binnen gehaald.

Gaan we nog één keer de grens over terug naar Frankrijk? We willen erg graag naar de Gorges de Kakuetta om te voet in deze kloof af te dalen. Echter ….. opnieuw begint het te regenen. De weersvooruitzichten voor de héle komende week zien er niet rooskleurig uit. Hoe snel zal de sneeuwgrens dalen bij de verwachte hoeveelheid regen? We gokken het er niet op – het is verstandiger de Pyreneeën te verlaten. De Gorges de Kakuetta blijft op ons verlanglijstje staan.

Vanuit Ansó vertrekken we in een druilerige regen. Voor we op een enigszins begaanbare route komen, moeten we eerst over een zeer smal bergweggetje. Opeens ….. er zitten minstens tien gieren op de weg en in de berm. Voor we kunnen fotograferen vliegen ze op als ze het geluid van de camper horen. De vale gier komt in Spanje voornamelijk voor in de Pyreneeën. Hij weegt tussen de 6-8 kg, heeft een spanwijdte van ruim 2,5 meter en kan zo’n 40 jaar oud worden. Bijzonder om ze van zó dichtbij te zien.

Met de Rio Esca aan de ene kant en de berghelling aan de andere kant rijden we door een kleine kloof. Zodra we de N240 kruisen is onze Pyreneeënrit zo goed als ten einde. Jammer. Eigenlijk waren we van plan de rit ter hoogte van Pamplona af te breken en dat hebben we tóch maar even bijna gehaald. We hebben geweldig genoten van al dat moois dat de Pyreneeën te bieden heeft. Van de routes die we van oost naar west, al zigzaggend van noord naar zuid en andersom, gereden hebben en van de wandelgebieden en de kleine dorpjes. Het was een geweldige belevenis. We hebben ervaren dat de gehele Pyreneeën één groot wandelgebied is maar dat niet alleen.

Voorlopig moeten we het hiermee doen. We zijn zeker van plan nog eens terug te gaan en niet alleen voor de kortste routes van noord naar zuid en/of omgekeerd.

Gearchiveerd onder: Nieuws Laat een reactie achter
Reacties (0) Trackbacks (0)

Nog geen reacties


Leave a comment

*

Nog geen trackbacks.